Na de Tweede Wereldoorlog (1940-1945) heeft niemand zich in Europa zorgen hoeven te maken of er morgen wel iets is om te eten. Niemand hoefde in de rij te staan in de hoop dat er nog wat eten over is om de dag door te komen. Wanneer er onvoldoende geld over is, kan men meestal nog terecht bij een voedselban. Maar honger omdat er geen eten was, hoefde hier in Europa / Nederland niet voor te komen. Dat is elders in de wereld wel anders. Oorlogen, klimaatinvloeden en corruptie zijn meestal de oorzaak wanneer er geen of te weinig eten is voor de lokale bevolking. Nederland is een deltaland, waar na de laatste ijstijden vruchtbare gebieden zijn ontstaan door de uitloop van grote Europese rivieren als Rijn, Maas en Schelde. Nadat de eerste Romeinen en de Franken zich hier ook gingen vestigen en na het begin van onze jaartelling is men voorzichtig begonnen met de aanleg van wegen, terpen en later dijken om polders droog te houden door bemaling. Daar zijn in de 20e eeuw nog de Wieringermeerpolder en drie IJsselmeerpolders bij gekomen. Ondanks de groei van de bevolking (1950 nog 10 miljoen inwoners en nu 18 miljoen inwoners) hebben moderne teelttechnieken en innovatieve melkveebedrijven plus de verwerkende industrie, er voor gezorgd dat er nog steeds voedsel in overvloed is en betaalbaar. Dit beeld moet wel gezien worden in het licht van grote import en export van voedingstoffen langs de Nederlandse zeehavens. Zou dat wegvallen, dan heeft Nederland een zelfvoorzieningsgraad van voedsel van iets minder dan 60%. Dat geeft wel te denken met de gedachte aan de oorlog in Centraal- Europa en de reële kans op escalatie in de rest van Europa. De kwetsbaarheid van de voedselzekerheid in Nederland geldt ook voor het overgrote deel van de rest van de economie in ons land. Nederland is een handelsland in de breedste vorm en daar is ons hele welvaart- en welzijnsniveau op gebaseerd en gefinancierd. Dit zijn de, laten we het noemen, externe invloeden op onze voedselzekerheid.
De interne factoren die binnen Nederland van invloed zijn op onze voedselzekerheid zijn talrijk. De (verwachte) zeespiegelstijging en het steeds dieper worden van onze veenpolders door oxidatie (zakken) van het veenpakket hebben grote invloed. De druk van de zee op onze gronden wordt steeds intensiever door verzilting van de bovengrond. Deze verzilting is in Friesland ook te merken bij onze drinkwaterpompstations (onder andere in Noord Bergum) en een belangrijke reden waarom Vitens in Luxwoude een nieuw pompstation bouwt. Een andere belangrijke factor is dat er gemiddeld elk jaar 8000 ha landbouwgrond wordt gebruikt voor natuur, woningbouw en infrastructuur. Dat is elke drie jaar een oppervlakte zo groot als onze gemeente Opsterland! De voedselvoorziening is de sluitpost geworden van natuur- en woningbouwclaims. Verdroging, klimaatverandering, teeltvrijzones en niet te vergeten de mens (stikstof, broeikasgassen en PFAS ) doen er nog een stevig schepje bovenop waardoor het productievermogen van de landbouw vermindert.
Dit alles vraagt om stevige oplossingen om in Nederland te kunnen blijven wonen en te zorgen voor voedselzekerheid. Ten eerste moet er weer een fors Deltaplan komen en verhoging van onze zeeweringen. Lage veenpolders in Nederland /Friesland kunnen weer onder water worden gezet als tegendruk tegen verzilting van ons drinkwater en landbouwgronden. We moeten landbouw op klei en zandgrond (en moerige gronden) optimaal en duurzaam laten functioneren en met innovatieve oplossingen kunnen milieudoelen zeker worden gehaald. Rioolzuiveringen kunnen verder worden ontwikkeld om basisgrondstoffen (N-P-K en sporenelementen) uit het slib te halen die weer als meststof kunnen dienen voor de landbouw waardoor de kringloop kleiner wordt. Mono-mestvergisting kan dienen om groengas te produceren, als vervanging van aardgas. Bovendien kan overtollige mest – nu de derogatie er af gaat – in gestripte vorm dienen als de vervanger voor de milieubelastende kunstmest. Niet iedereen zal zich kunnen vinden in deze beschreven richting, maar het geeft wel de beste kans op voedselzekerheid in de toekomst in Nederland. En natuurlijk zullen externe invloeden maken dat het zomaar anders is. Daar komt bij dat wij als consument uiteindelijk meer moeten gaan betalen voor ons voedsel. Alleen zo kan de noodzakelijke transitie van ‘anders boeren’ plaatsvinden, met meer aandacht voor duurzaam grond- en watergebruik. De Nederlandse boer, maar zeker ook de boeren in Langezwaag, zal hierin slagen. Het verleden heeft dat geleerd !
Hielke